Uit de Geschiedenis van Roden: de kippen.
10.Jan.2018
RODEN - In de twintiger jaren van de vorige eeuw liepen joodse kooplieden vaak even binnen bij caféhouder Willem Scheepstra, die zijn zaak runde aan de Groningerstraat in Roden, tegenover het gemeentehuis. In de volksmond werd Scheepstra Dikke Willem genoemd. Hij stond bekend als zijnde zeer slim. De Groningerstraat, de huidige Raadhuisstraat, werd ook wel Dokterstraat genoemd, nadat dokter Koppius er in 1887 in een prachtige nieuwe villa was komen wonen. Koppius was de eerste gemeentelijke geneesheer in Roden.
Onder het genot van een kop koffie probeerden de Joodse kooplieden wat handel te doen en ze wisselden gelijk de laatste nieuwtjes uit. De joden handelden ook in kippen. De beestjes werden doorgaans vervoerd in een mand vóór op de fiets. Koopmans eigen gaf een handelaar tegen Dikke Willem hoog op over de kwaliteit van de kippen die hij te koop had. Zware, vette kippen die, na te zijn geslacht, het voortreffelijk zouden doen in door Willem te serveren soep. De caféhouder deed de opschepperij van de koopman natuurlijk af als kletspraat. Het zouden wel oude, taaie en niet te eten kippen zijn.
In een onbewaakt ogenblik sloop Willem naar buiten, draaide alle kippen in de mand de nek om en stond even later weer met een onschuldig gezicht achter de tapkast. Om van het “gezeur†van de koopman af te zijn gaf Dikke Willem uiteindelijk toe en ging met hem mee naar buiten om die geweldige kippen dan maar eens te aanschouwen. Met een zwierig gebaar opende de koopman het deksel van de korf, waarin een onheilspellende stilte heerste. Twee paar ogen vonden vervolgens hun weg in de mand, in het ene groeiend onbegrip en wanhoop, in het andere heimelijke spot. De arme koopman had een levensgroot probleem; wie kocht er nu dode kippen? Zelf slachten of de dieren aan een collega-koopman verkopen was niet meer mogelijk. Volgens de Joodse wetten diende een dier immers koosjer te worden geslacht. Dikke Willem dacht even na en kwam met een genereus aanbod…. Hij beloofde de koopman de kippen netjes voor hem te zullen begraven. De dag daarop at het hele gezin Scheepstra heerlijke, gratis kip.
Door: Tjerk Karsijns
Onder het genot van een kop koffie probeerden de Joodse kooplieden wat handel te doen en ze wisselden gelijk de laatste nieuwtjes uit. De joden handelden ook in kippen. De beestjes werden doorgaans vervoerd in een mand vóór op de fiets. Koopmans eigen gaf een handelaar tegen Dikke Willem hoog op over de kwaliteit van de kippen die hij te koop had. Zware, vette kippen die, na te zijn geslacht, het voortreffelijk zouden doen in door Willem te serveren soep. De caféhouder deed de opschepperij van de koopman natuurlijk af als kletspraat. Het zouden wel oude, taaie en niet te eten kippen zijn.
In een onbewaakt ogenblik sloop Willem naar buiten, draaide alle kippen in de mand de nek om en stond even later weer met een onschuldig gezicht achter de tapkast. Om van het “gezeur†van de koopman af te zijn gaf Dikke Willem uiteindelijk toe en ging met hem mee naar buiten om die geweldige kippen dan maar eens te aanschouwen. Met een zwierig gebaar opende de koopman het deksel van de korf, waarin een onheilspellende stilte heerste. Twee paar ogen vonden vervolgens hun weg in de mand, in het ene groeiend onbegrip en wanhoop, in het andere heimelijke spot. De arme koopman had een levensgroot probleem; wie kocht er nu dode kippen? Zelf slachten of de dieren aan een collega-koopman verkopen was niet meer mogelijk. Volgens de Joodse wetten diende een dier immers koosjer te worden geslacht. Dikke Willem dacht even na en kwam met een genereus aanbod…. Hij beloofde de koopman de kippen netjes voor hem te zullen begraven. De dag daarop at het hele gezin Scheepstra heerlijke, gratis kip.
Door: Tjerk Karsijns