Uit de Geschiedenis van Roden: De treurige nasleep van een sterfgeval
27.Mar.2018
Middels een advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden, in februari 1909, vroeg de gemeente Roden sollicitanten voor de functie van gemeente-veearts, op een jaarwedde van 500 gulden. De geëxamineerde veearts Jan van der Veen, zoon van een bakker, geboren op 6 maart 1883 in Zaandam, reflecteerde en werd benoemd in Roden. Van der Veen begon zijn praktijk in 1910. Hij trouwde op 2 januari 1912 met Elsina Mulder uit Zevenhuizen.

Het geluk in het gezin Van der Veen werd ruw verstoord; na een kort ziekbed overleed Jan van der Veen op 30 september 1923. Hij was ruim veertig jaar oud. Elsina vertrok op 5 januari 1924 met haar drie dochters naar Groningen. Ook Elsina werd niet oud. Zij overleed op 52-jarige leeftijd in de ge-meente Leek, op 20 april 1936.

Het overlijden van Jan van der Veen had een grote invloed op de geschiedenis van Roden. Wat wil het geval; dierenarts Steven Broeil Luitjens, geboren op 6 juli in 1893 te Adorp, werd op 23 juli 1918 benoemd bij het Veeartsenijkundig Laboratorium in Buitenzorg, in Indië en werd in juli 1923, na een dienstverband van vijf jaar eervol ontslagen als assistent van het Laboratorium in Buitenzorg. Hij mocht met verlof naar Nederland en zou uiteindelijk niet naar Indië terugkeren. Samen met zijn vrouw Martje Westerdijk en hun drie kinderen reisde hij in juli 1923 vanuit Tandjong Priok met het stoomschip de “Johan de Witt” terug naar Nederland.

Eind 1923 nam Steven Luitjens de veearts-praktijk over van de gestorven Jan van der Veen. Een van de kinderen van Steven Luitjens was de in 1919 in Indië geboren Jacob Stollenga Luitjens, die tijdens de oorlog bekend zou worden als de “Schrik van Roden”. Was Jan van der Veen niet gestorven, dan had de geschiedenis van Roden een heel andere wending genomen. Over toeval gesproken.

Bovenstaande foto zal zijn van rond 1922/23. Foto-collectie Kor A Hagenouw
De heer en mevrouw Van der Veen, met dochters Anje en Ruwerda in de Lind-car,een Duitse auto, gebouwd in Berlijn van¬af plm.1920, met het Drentse ken-teken: D-180.

Door: Tjerk Karsijns