Uit de Geschiedenis van Roden: de bouvier van Johannes van der Wiel.
29.Jan.2019
Uit de Geschiedenis van Roden: de bouvier van Johannes van der Wiel.

Uit: het boek “Het Bombardement op Roden” van Wim Fonk en Tjerk Karsijns.

Johannes Van der Wiel werd in 1928 bode/conciërge van het gemeentehuis in Roden. Samen met zijn vrouw Martje Korf woonde hij in de in 1936 verbouwde woning, tegen de achterzijde van het gemeentehuis. Van der Wiel kwam om het leven bij het bombardement op Roden, in de avond van vrijdag 24 oktober 1941.

Een hart van goud had Johannes Van der Wiel. Hij was streng doch rechtvaardig en hield ervan kwade, onbehandelbare honden te houden. Hij voedde ze op tot gezeglijke dieren. Ondeugend was hij ook. Hij maakte eens een wandeling met een afgerichte hond richting de Roderesch. Een bekende kwam hem achterop fietsen en de mannen maakten een praatje. Nadat de man zijn weg had vervolgd gaf Van der Wiel de hond even later het commando “dat is hem”. De hond stoof achter de fietser aan en pas nadat Johannes hem had ingehaald kon hij zijn weg vervolgen. Aan dergelijke streken beleefde Van der Wiel veel plezier.

Eens kocht hij een bouvier van wel zeer twijfelachtig allooi. Op de fiets, samen met zijn zoon Sijtse, haalde hij het dier op. De hond was dermate agressief dat de mannen hem aan een ketting tussen zich in naar Roden brachten. Johannes’ vrouw Martje bracht de bouvier doorgaans zijn bak met eten, die zij hem uit lijfsbehoud toeschoof met een hark.

Nu was het de gewoonte dat tijdens de Rodermarktdagen politieagenten van elders naar Roden kwamen om assistentie te verlenen. Tijdens die dagen werden zij ondergebracht van de Van der Wiels. Johannes pochte tegenover een van de agenten over zijn zeer gevaarlijke bouvier. Eerdaags zou hij met de heropvoeding van het beest beginnen. De hond was zó verschrikkelijk agressief, vertelde Johannes, dat alleen hij hem kon benaderen. De agent lachte Van der Wiel uit; de bouvier zou wel een doetje zijn en hij stelde voor hem dan maar eens even een bezoekje te brengen in zijn hok.

Van der Wiel, in het volste vertrouwen omtrent het verderfelijke karakter van zijn bouvier, wedde met de agent om een doos heerlijke sigaren dat het bezoekje faliekant verkeerd zou aflopen. Hij verkneukelde zich al bij voorbaat over de wel heel gemakkelijk gewonnen weddenschap en de domheid van de politieman.

Opgetogen liep hij met de agent naar het hok van de snoodaard. Terwijl hij de deur van het hok opende, sprak de agent zacht tegen de hond. Een verbijsterde Van der Wiel zag vervolgens de bouvier kwispelstaartend naar de agent toelopen en zich over de gevaarlijke kop laten aaien. Dikke maatjes was de gevaarlijke hond met zijn bezoeker. De bouvier, geheel onkundig van het feit dat hij zijn baas tot in zijn ziel had gekrenkt, tekende ongewild zijn eigen vonnis. Van der Wiel was in alle staten en zó verschrikkelijk kwaad op de hond dat hij hem de volgende dag verkocht.

Foto: familie-archief Hilda Posthumus.