Column: Prijzen en lintjes.
25.Jun.2019
Velen onder ons hebben haar gekend. Zij was de bescheidenheid zelve. Nimmer kreeg zij een lintje dan wel een prijs. Niet dat zo’n “onderscheiding†had misstaan. Zij had, wanneer iemand een prijs dan wel een lintje had verdiend ver vooraan moeten staan. Eenzaam ver vooraan. Wel een kilometer. Aaltje Krans-Vogelzang, over haar wil ik het hebben, was in Roden eigenlijk alleen bekend als Aoltie Piet of Piet’n Aoltie. Zij woonde aan de Brink en bleef, toen haar man Jan Krans stierf in de Spaanse griep, alleen achter met haar twee dochters, Grietje en Hillechien. Twee zoontjes verloor zij. Wat was ik later gesteld op “mijn†tante Hilly, Aolties tweede dochter, terwijl zij helemaal geen familie was.
Aoltie bleef dus achter met twee kinderen. Sociale voorzieningen waren er niet. Er diende te worden aangepakt. Was Aoltie een uitzondering? Geenszins. Duizenden in ons land verkeerden in vergelijkbare omstandigheden. Letterlijk alles werd aangepakt om maar brood op de plank te krijgen, om de kinderen fatsoenlijk groot te brengen. Krom hadden die mensen moeten hangen van de lintjes en medailles!
Aoltie werkte bij boeren, maakte scholen schoon, verzamelde de advertenties voor de Leekster Krant en werkte en werkte. Een vrouw uit duizenden. Nimmer kwam er een klacht over haar lippen. Toen ze vijfentwintig jaar had gebuffeld bij een ruim in de slappe was zittende, dichtbij wonende boer kreeg ze, heel zachtjes rekenende op vier stoelen, een wekker….
Aoltie wilde ook wel eens op een avond een kopje koffie drinken bij een goede bekende. Kreeg de boerin daar lucht van, dan kon Aaltje haar avondje uit wel vergeten. De zeurende werkgeefster bedacht wel een of ander kwaaltje waardoor Aaltje haar “even†moest verzorgen. Niets werd haar gegund.
Aoltie werd meer dan negentig jaar oud. Een mooier mens heb ik nooit gekend. Wat een gouden hart had zij en alles over voor een ander. Toen haar werd gevraagd om een keer mee te gaan naar het Rijtuigmuseum in Leek, verschoot
Aoltie ietwat van kleur. “Watâ€, sputterde zij, “jarenlang heb ik die hoofdstellen moeten poetsen en nu zal ik daar gaan kijken?â€.
Aoltie stierf in De Hullen. Zij begreep maar niet dat zij zomaar alles gratis kreeg.
Wat was zij dankbaar.
Vaak moet ik aan “Opoe†denken. In een gedeelte van de Pompstee, ooit de plek waar Aoltie woonde, naast de familie Lutjes, is nog altijd de drempel te zien waar je bij Opoe naar binnen ging. Wanneer ik in de Pompstee een hapje ging eten, vroeg ik altijd bij Aoltie “aan de tafel†te mogen zitten. Dan smaakte het eten het best. De bediening begreep er niets van. Opoe Krans zou een lintje of een prijs hebben geweigerd. Zij hoefde niet geëerd te worden. Daarvoor was haar karakter te sterk. “Geef zo’n lintje maar aan iemand die het heeft verdiendâ€, zou zij zeggen. “Ik heb gewoon mijn werk gedaanâ€.
Tjerk Karsijns.
Aoltie bleef dus achter met twee kinderen. Sociale voorzieningen waren er niet. Er diende te worden aangepakt. Was Aoltie een uitzondering? Geenszins. Duizenden in ons land verkeerden in vergelijkbare omstandigheden. Letterlijk alles werd aangepakt om maar brood op de plank te krijgen, om de kinderen fatsoenlijk groot te brengen. Krom hadden die mensen moeten hangen van de lintjes en medailles!
Aoltie werkte bij boeren, maakte scholen schoon, verzamelde de advertenties voor de Leekster Krant en werkte en werkte. Een vrouw uit duizenden. Nimmer kwam er een klacht over haar lippen. Toen ze vijfentwintig jaar had gebuffeld bij een ruim in de slappe was zittende, dichtbij wonende boer kreeg ze, heel zachtjes rekenende op vier stoelen, een wekker….
Aoltie wilde ook wel eens op een avond een kopje koffie drinken bij een goede bekende. Kreeg de boerin daar lucht van, dan kon Aaltje haar avondje uit wel vergeten. De zeurende werkgeefster bedacht wel een of ander kwaaltje waardoor Aaltje haar “even†moest verzorgen. Niets werd haar gegund.
Aoltie werd meer dan negentig jaar oud. Een mooier mens heb ik nooit gekend. Wat een gouden hart had zij en alles over voor een ander. Toen haar werd gevraagd om een keer mee te gaan naar het Rijtuigmuseum in Leek, verschoot
Aoltie ietwat van kleur. “Watâ€, sputterde zij, “jarenlang heb ik die hoofdstellen moeten poetsen en nu zal ik daar gaan kijken?â€.
Aoltie stierf in De Hullen. Zij begreep maar niet dat zij zomaar alles gratis kreeg.
Wat was zij dankbaar.
Vaak moet ik aan “Opoe†denken. In een gedeelte van de Pompstee, ooit de plek waar Aoltie woonde, naast de familie Lutjes, is nog altijd de drempel te zien waar je bij Opoe naar binnen ging. Wanneer ik in de Pompstee een hapje ging eten, vroeg ik altijd bij Aoltie “aan de tafel†te mogen zitten. Dan smaakte het eten het best. De bediening begreep er niets van. Opoe Krans zou een lintje of een prijs hebben geweigerd. Zij hoefde niet geëerd te worden. Daarvoor was haar karakter te sterk. “Geef zo’n lintje maar aan iemand die het heeft verdiendâ€, zou zij zeggen. “Ik heb gewoon mijn werk gedaanâ€.
Tjerk Karsijns.