Uit de Geschiedenis van Roden: De sterkste mannen van ons dorp.
29.Jun.2019
Heel gewone mannen waren het eigenlijk. Zij leefden hun leven, waren buren en woonden aan de Brink in Roden. Beiden keken uit op de hervormde kerk. Niets aan de mannen was ongewoon. Degelijke kerels, van onbesproken gedrag maar toch met iets opvallends. Sterk waren ze, beresterk. De ene was juwelier, de andere boerenarbeider. De laatste placht de klok van de hervormder kerk te luiden. Tjaart Hofman, geboren in 1881 in Wittewierum en Jan Geersing, die het levenslicht in 1875 in Roden zag.
Ach, Wittewierum, wie had ooit gehoord van dat slaperige gehuchtje bij Ten Boer, waar slechts een handjevol mensen woonde? Wel, Wittewierum kwam plotseling op de kaart. Niet door Tjaart Hofman of zijn plaatsgenoot Kornelis Kuipers, die butler werd op het landgoed Ekenstein (binnenkort komen we in een andere “Uit de Geschiedenis van Roden†zeer uitgebreid op Kornelis terug), maar door een in hetzelfde jaar als Tjaart Hofman in Wittewierum geboren kind dat later kok werd.
Nu was kok niet een beroep waarbij direct de alarmbellen gaan rinkelen, maar Hendrik Bolhuis, over hem hebben we het, haalde de wereldpers. Niet door zijn kookkunsten, maar omdat, terwijl het onder de leiding van Wallace Hartley spelende orkest van de onzinkbaar geachte op een ijsberg gevaren passagiersboot Titanic vrolijke deuntjes speelde, hij in april 1912, samen met twee andere Nederlanders en het gigantische schip in de golven van de oceaan verdween.
Terug van het zijspoor; juwelier Hofman en boerenarbeider Geersing stonden bekend als zijnde de sterkste mannen van Roden. Niet ongunstig voor hotel/café “Het Wapen van Drenthe†woonden deze sterke mannen dicht bij het etablissement. Tijdens een feest, wanneer de drank rijkelijk vloeide, was er natuurlijk wel eens onenigheid in het café. Beschonken lieden bedierven soms de sfeer in het anders zo gemoedelijke café.
In een weekeinde, we spreken van tussen 1925 en 1930, maakte een Amsterdammer amok in “Het Wapen van Drentheâ€. Hofman en Geersing werden erbij geroepen en de agressieveling werd door Tjaart Hofman bij zijn kladden gepakt en even “doorgegeven†aan Jan Geersing. Nadat de onverlaat buiten was geparkeerd, daarbij natuurlijk even door Jan Geersing te zijn “geknuffeldâ€, sprak de Amsterdammer vol ontzag tot een belangstellende toeschouwer: “ik ben vandaag effe in mensehande geweestâ€.
Bij een andere gelegenheid schoten, toen een clubje studenten na het nodige te hebben genuttigd bij “Het Wapen van Drenthe†geen geld bleek te hebben en uitermate vervelend werd, de sterkste mannen van Roden opnieuw te hulp.
Hofman en Geersing “regelden†het even. De studenten kregen een ferm pak slaag. Jan Geersing bracht, met in zijn grote hand de nek van een van de studenten, hem vervolgens naar het brandspuitenhuisje naast het gemeentehuis. In dat gebouwtje waren twee cellen afgetimmerd voor arrestanten. Het zoontje van Tjaart Hofman, Kees, die zijn vader later opvolgde als juwelier, huppelde achter de mannen aan om maar niets van alle spektakel te missen.
Door: Tjerk Karsijns.
Foto de Brink: foto-archief Kor A Hagenouw.
Ach, Wittewierum, wie had ooit gehoord van dat slaperige gehuchtje bij Ten Boer, waar slechts een handjevol mensen woonde? Wel, Wittewierum kwam plotseling op de kaart. Niet door Tjaart Hofman of zijn plaatsgenoot Kornelis Kuipers, die butler werd op het landgoed Ekenstein (binnenkort komen we in een andere “Uit de Geschiedenis van Roden†zeer uitgebreid op Kornelis terug), maar door een in hetzelfde jaar als Tjaart Hofman in Wittewierum geboren kind dat later kok werd.
Nu was kok niet een beroep waarbij direct de alarmbellen gaan rinkelen, maar Hendrik Bolhuis, over hem hebben we het, haalde de wereldpers. Niet door zijn kookkunsten, maar omdat, terwijl het onder de leiding van Wallace Hartley spelende orkest van de onzinkbaar geachte op een ijsberg gevaren passagiersboot Titanic vrolijke deuntjes speelde, hij in april 1912, samen met twee andere Nederlanders en het gigantische schip in de golven van de oceaan verdween.
Terug van het zijspoor; juwelier Hofman en boerenarbeider Geersing stonden bekend als zijnde de sterkste mannen van Roden. Niet ongunstig voor hotel/café “Het Wapen van Drenthe†woonden deze sterke mannen dicht bij het etablissement. Tijdens een feest, wanneer de drank rijkelijk vloeide, was er natuurlijk wel eens onenigheid in het café. Beschonken lieden bedierven soms de sfeer in het anders zo gemoedelijke café.
In een weekeinde, we spreken van tussen 1925 en 1930, maakte een Amsterdammer amok in “Het Wapen van Drentheâ€. Hofman en Geersing werden erbij geroepen en de agressieveling werd door Tjaart Hofman bij zijn kladden gepakt en even “doorgegeven†aan Jan Geersing. Nadat de onverlaat buiten was geparkeerd, daarbij natuurlijk even door Jan Geersing te zijn “geknuffeldâ€, sprak de Amsterdammer vol ontzag tot een belangstellende toeschouwer: “ik ben vandaag effe in mensehande geweestâ€.
Bij een andere gelegenheid schoten, toen een clubje studenten na het nodige te hebben genuttigd bij “Het Wapen van Drenthe†geen geld bleek te hebben en uitermate vervelend werd, de sterkste mannen van Roden opnieuw te hulp.
Hofman en Geersing “regelden†het even. De studenten kregen een ferm pak slaag. Jan Geersing bracht, met in zijn grote hand de nek van een van de studenten, hem vervolgens naar het brandspuitenhuisje naast het gemeentehuis. In dat gebouwtje waren twee cellen afgetimmerd voor arrestanten. Het zoontje van Tjaart Hofman, Kees, die zijn vader later opvolgde als juwelier, huppelde achter de mannen aan om maar niets van alle spektakel te missen.
Door: Tjerk Karsijns.
Foto de Brink: foto-archief Kor A Hagenouw.