Uit de Oorlogsgeschiedenis van Roden: De laatste reis in functie van burgemeester Spijkerman.
16.Mar.2020
Door: Tjerk Karsijns. Uit: Oorlogsverhalen, opgenomen op band.
Na de opening van de bespreking met de wethouders, op 21 januari 1944, droeg locoburgemeester Deodatus het bestuur van de gemeente Roden over aan de nieuwe NSB-burgemeester Hendrik Spijkerman. Op 4 maart 1944 volgde diens officiële installatie. Spijkerman volgde de op 7 oktober 1943 in Odoorn benoemde Hendrik Bruininga op. Trouwens, die kwam na de bevrijding nog even terug naar Roden, maar in een wat andere hoedanigheid….
Kruidenier Hendrik Spijkerman woonde in Den Haag in de Van Aerssenstraat 65. Hij was getrouwd en had drie kinderen. Onder andere in de Landelijke Bond van Kruideniers had hij als bestuurder enige ervaring.
In Hoogeveen woonde zijn 19-jarige dochter. In het zicht van de bevrijding wilde zij verhuizen en vroeg haar vader haar een koffer te brengen. Spijkerman, die nooit zelf reed huurde wanneer hij op reis ging een auto bij een plaatselijke garagehouder. Dikwijls gaf een en ander de nodige problemen. Vooral in de laatste periode van de oorlog was het levensgevaarlijk met een auto de weg op te gaan.
De burgemeester een auto weigeren was natuurlijk niet aan de orde. Voor zijn reisje naar Hoogeveen benaderde Spijkerman garagehouder Jan Karsijns. Jan wist dat hij het enkele weken daarvoor opgevoerde theater niet kon herhalen. Toen was hij, na Spijkermans vraag de volgende dag met hem op reis te gaan en Jan de situatie op de weg te gevaarlijk achtte, plotseling “ziek” geworden.
Dokter Weggemans verscheen aan zijn bed en “constateerde” een ernstige buikgriep. De patiënt diende het bed te houden. De burgemeester vroeg vervolgens een andere garagehouder.
Van het vooruitzicht met de burgemeester naar Hoogeveen te moeten rijden raakte Karsijns danig in de stress. Geallieerde jagers, dikwijls Havilland Mosquito ’s, speurden de omgeving af. De “vrolijke drie” zoals ze in Roden werden genoemd waren erg actief in die tijd. Genoegzaam bekend zijn de beschietingen van onder andere treinen.
Niet alleen was Jan bang voor gevaar vanuit de lucht, maar ook bezorgd over een mogelijke vordering van zijn auto. Begin januari was de brandweerauto van Roden al opgehaald en de Duitsers hadden diezelfde maand Jans Studebaker ambulance geconfisqueerd.
Tegen de burgemeester sputterde hij of het wel verantwoord was om naar Hoogeveen te rijden. Spijkerman lachte zijn bezwaren weg. Problemen? Beschietingen? Een vordering? Burgemeester kon zich er niets bij voorstellen. Geen enkele nood. Hij was er toch bij?
Wel of geen burgemeester, even voor Hoogeveen werd de auto staande gehouden en gevorderd. Lopende vervolgden Spijkerman en chauffeur, met koffer, hun weg. Nu was er een probleem. Hoe weer thuis te komen. De burgemeester kreeg toestemming om samen met zijn dochter met de Weermacht trein van Hoogeveen naar Groningen te reizen, maar Jan mocht niet mee. Spijkerman toonde zich echter solidair en huldigde het principe “samen uit samen thuis”. Hij regelde dat zijn chauffeur ook mee kon.
Midden in de nacht, tussen de Duitse soldaten ging de reis van Hoogeveen via Assen naar Groningen. Te voet werd daarop de reis naar Roden aangevangen. Ter hoogte van het woonwagenkamp aan de Peizerweg leende Jan van een boer diens gammele oude fiets met cussiebanden.
Met de koffer achterop ging hij verder. In Peize werd hij staande gehouden door de landwacht. Na het tonen van zijn persoonsbewijs wilden de heren weten wat er in de koffer zat.
Jan: “hier heb je de koffer. Burgemeester Spijkerman van Roden is samen met zijn dochter lopende onderweg en komt hier over niet al te lange tijd langs. Geef hen de koffer maar mee”. De oude fiets werd de volgende dag met een wagen van de melkfabriek terugbezorgd.
Onder voorzitterschap van burgemeester Spijkerman vond op 6 april 1945 het laatste tijdens de oorlog genotuleerde overleg met de wethouders plaats. Zijn carrière in Roden sloot hij af met het besluit een nieuw houten deksel te laten plaatsen op de welput achter de kerk in Nieuw-Roden. Een week later werd hij gearresteerd.
Samen met de in 1943 naar Odoorn vertrokken NSB-burgemeester Hendrik Bruininga en nog enkele andere vastgezette personen zat burgemeester Spijkerman na de bevrijding opgesloten in de kelder van een boerderij naast de melkfabriek. Enkele van de op band staande verklaringen: “ Ik zie ze nog zitten, die twee burgemeesters daar in de kelder. De situatie was nogal hilarisch. Ze waren zo mak als schapen. Zo nu en dan gingen wij naar beneden, openden de deur en vroegen of de heren misschien bij de ondergrondse waren”.
Er werd in die dagen nogal lacherig gedaan over het feit dat Roden nu wel erg goed werd bestuurd; er waren drie burgemeesters.