Uit de Oorlogsgeschiedenis van 75 jaar geleden, 14 april 1945: Stad Groningen vraagt om assistentie van de Roder brandweer
14.Apr.2020
Uit de Oorlogsgeschiedenis van 75 jaar geleden, 14 april 1945: Stad Groningen vraagt om assistentie van de Roder brandweer.
Door: Wim Fonk en Tjerk Karsijns. Verschijnt ook bij Dagblad van het N.
Uit plm. negen uur bandopnamen over de oorlog verschijnt vandaag de laatste uit een selectie.
Terwijl Roden op vrijdag 13 april was bevrijd werd in de stad Groningen nog hevig gevochten. Op zaterdag 14 april kwam vanuit die stad het verzoek om assistentie van de Roder brandweer. Opperbrandmeester Rikkert Zuiderveld verzamelde een deel van de spuitgasten en organiseerde van de melkfabriek een oude vrachtauto.
De verzamelde brandweerlieden, Marten Zwaanstra, Harm Fonk, Jurrien de Vries, Jan Karsijns en Sjoerd Giezen kregen in de laadbak gezelschap van de in 1939 aangeschafte draagbare Ford motorbrandspuit.
Op de Peizermade strandde het clubje. In een poging de geallieerde opmars te vertragen hadden de Duitsers de duiker onder de weg vernield. De brandweerlieden restte slechts om te keren. De dag daarop, de vijftiende april, gingen de mannen opnieuw op pad en bereikten Groningen via Norg en Haren.
Op de Heereweg beleefden de Roder spuitgasten angstige momenten toen zij werden omringd door beschonken Canadese soldaten, die wel eens even wilden weten waar dat zootje ongeregeld op die oude vrachtauto naartoe wilde. Men dacht met vluchtende Duitsers van doen te hebben. De mannen achter op de vrachtauto, de Engelse taal niet machtig, riepen angstig “Holland O.K, Holland O.K” en na omstandige uitleg (veel gebarentaal) mochten de brandweerlieden verder rijden.
Opperbrandmeester Zuiderveld toonde zich de verstandigste van de groep en weigerde in die chaos verder te gaan. Hij ging naar zijn in de buurt wonende dochter. De rest van de spuitgasten ging verder.
Ondertussen werd vanaf Eelderwolde hevig op de stad geschoten. Naast de Paterswoldseweg stonden daar batterijen vuurmonden opgesteld, die hun dodelijke 8.8 cm. granaten, 25-pounders genoemd, op de stad afvuurden. Angstig ondergingen de brandweerlieden de gierend overkomende projectielen. Het centrum van de stad Groningen brandde en er werd zwaar gevochten.
Ter hoogte van de Emmabrug werd hevige strijd geleverd, waardoor de brandweerlieden niet verder konden. Pas nadat tegen een hoge prijs aan mensenlevens de brug was veroverd konden de mannen verder, waarna zij niet lang daarna de brandweerkazerne op het Zuiderdiep bereikten.
Daar arresteerde op dat ogenblik een Canadees een Duitse soldaat. Direct ontstond er een oploopje. Van alles werd de Duitser afgenomen wat spontaan, tot zelfs het geweer toe aan de omstanders werd uitgedeeld. Op een gegeven ogenblik inspecteerde de militair een tasje op de heup van de Duitser en vond een klein flesje. Hij schroefde de dop eraf, rook even en stak het voldaan in eigen zak. Een hartversterker?
Een ‘hoge pief’ van de brandweer, met veel strepen, vroeg aan de Roder spuitgasten wie van hen bereid was naar de Grote Markt te gaan om te blussen. Niemand reageerde. De mannen hadden al gezien hoe gevaarlijk de situatie was. Sherman tanks kwamen uit de smalle straten het Zuiderdiep op, keerden en gingen terug. Er werd hevig geschoten.
Uitdagend stelde de ‘hoge’ zich op voor Jurrien en Sjoerd en vroeg of de heren misschien bang waren. Waarschijnlijk wilden, in hun jeugdige overmoed, beide jongemannen zich niet laten kennen en verklaarden zich bereid te gaan blussen.
Ter hoogte van het Koude Gat werden zij de auto uitgezet. De flinke meneer die hen zo uitdagend had toegesproken was ogenblikkelijk verdwenen... Behoedzaam liepen Jurrien en Sjoerd door de Guldenstraat naar de Grote Markt. Tegenover Burmann hielden zij halt en stelden vast dat het Goudkantoor onbeschadigd was.
Direct daarna begon de Noordzijde van de Grote Markt in vuur en vlam te geraken en de mannen zagen hoe de brand in het pand van Burmann zich van boven naar beneden uitbreidde. Door de hitte spatte de grote etalageruit eruit. Direct daarna brandde het ernaast gelegen landwachthuis af, dat zetelde in de gevorderde winkel van modehuis Feldbrugge.
Over de Grote Markt hing een dichte rook. Uiteindelijk kwamen Jurrien en Sjoerd niet aan spuiten toe. Er was geen waterdruk. Daarnaast bestond het gevaar te worden geraakt door verdwaalde kogels. Achter de mannen stonden Canadese militairen vanuit de portieken richting de Martinitoren te vuren en van daaruit werd natuurlijk teruggeschoten.
Een op de Grote Markt aanwezige Groninger brandweerman gelastte de twee Rodenaren brandslangen op te rollen. Jurrien en Sjoerd maakten de man duidelijk dat zij waren gekomen om te blussen en niet om slangen op te ruimen. Zij zouden zich dan ook te veel moeten blootgeven. Gezien de levensgevaarlijke situatie hielden zij zich zo gedekt mogelijk.
Op een gegeven moment vond Jurrien de Vries het welletjes en sprak letterlijk tot Sjoerd: “kom, onze tijd is gekomen, wegwezen hier”. Beiden slopen door de Guldenstraat terug en kwamen wonder boven wonder ongedeerd uit de chaos.
Via de Oosterstraat bereikten Harm Fonk, Marten Zwaanstra en een Groninger brandweerman de Grote Markt. Enkele ogenblikken later waren zij getuige van het instorten van een grote brandende gevel op de hoek Grote Markt/Poelestraat. De drie mannen hielden het onmiddellijk voor gezien en vluchtten weg.
Jan Karsijns kwam uiteindelijk niet verder dan het Zuiderdiep. Op zijn voorwaarde slechts onder de leiding van een brandweercommandant mee te willen gaan naar de Grote Markt werd afwijzend gereageerd. Zonder te hebben geblust maar een gevaarlijke ervaring rijker keerden de mannen op maandag 16 april heelhuids in Roden terug.
Door: Wim Fonk en Tjerk Karsijns. Verschijnt ook bij Dagblad van het N.
Uit plm. negen uur bandopnamen over de oorlog verschijnt vandaag de laatste uit een selectie.
Terwijl Roden op vrijdag 13 april was bevrijd werd in de stad Groningen nog hevig gevochten. Op zaterdag 14 april kwam vanuit die stad het verzoek om assistentie van de Roder brandweer. Opperbrandmeester Rikkert Zuiderveld verzamelde een deel van de spuitgasten en organiseerde van de melkfabriek een oude vrachtauto.
De verzamelde brandweerlieden, Marten Zwaanstra, Harm Fonk, Jurrien de Vries, Jan Karsijns en Sjoerd Giezen kregen in de laadbak gezelschap van de in 1939 aangeschafte draagbare Ford motorbrandspuit.
Op de Peizermade strandde het clubje. In een poging de geallieerde opmars te vertragen hadden de Duitsers de duiker onder de weg vernield. De brandweerlieden restte slechts om te keren. De dag daarop, de vijftiende april, gingen de mannen opnieuw op pad en bereikten Groningen via Norg en Haren.
Op de Heereweg beleefden de Roder spuitgasten angstige momenten toen zij werden omringd door beschonken Canadese soldaten, die wel eens even wilden weten waar dat zootje ongeregeld op die oude vrachtauto naartoe wilde. Men dacht met vluchtende Duitsers van doen te hebben. De mannen achter op de vrachtauto, de Engelse taal niet machtig, riepen angstig “Holland O.K, Holland O.K” en na omstandige uitleg (veel gebarentaal) mochten de brandweerlieden verder rijden.
Opperbrandmeester Zuiderveld toonde zich de verstandigste van de groep en weigerde in die chaos verder te gaan. Hij ging naar zijn in de buurt wonende dochter. De rest van de spuitgasten ging verder.
Ondertussen werd vanaf Eelderwolde hevig op de stad geschoten. Naast de Paterswoldseweg stonden daar batterijen vuurmonden opgesteld, die hun dodelijke 8.8 cm. granaten, 25-pounders genoemd, op de stad afvuurden. Angstig ondergingen de brandweerlieden de gierend overkomende projectielen. Het centrum van de stad Groningen brandde en er werd zwaar gevochten.
Ter hoogte van de Emmabrug werd hevige strijd geleverd, waardoor de brandweerlieden niet verder konden. Pas nadat tegen een hoge prijs aan mensenlevens de brug was veroverd konden de mannen verder, waarna zij niet lang daarna de brandweerkazerne op het Zuiderdiep bereikten.
Daar arresteerde op dat ogenblik een Canadees een Duitse soldaat. Direct ontstond er een oploopje. Van alles werd de Duitser afgenomen wat spontaan, tot zelfs het geweer toe aan de omstanders werd uitgedeeld. Op een gegeven ogenblik inspecteerde de militair een tasje op de heup van de Duitser en vond een klein flesje. Hij schroefde de dop eraf, rook even en stak het voldaan in eigen zak. Een hartversterker?
Een ‘hoge pief’ van de brandweer, met veel strepen, vroeg aan de Roder spuitgasten wie van hen bereid was naar de Grote Markt te gaan om te blussen. Niemand reageerde. De mannen hadden al gezien hoe gevaarlijk de situatie was. Sherman tanks kwamen uit de smalle straten het Zuiderdiep op, keerden en gingen terug. Er werd hevig geschoten.
Uitdagend stelde de ‘hoge’ zich op voor Jurrien en Sjoerd en vroeg of de heren misschien bang waren. Waarschijnlijk wilden, in hun jeugdige overmoed, beide jongemannen zich niet laten kennen en verklaarden zich bereid te gaan blussen.
Ter hoogte van het Koude Gat werden zij de auto uitgezet. De flinke meneer die hen zo uitdagend had toegesproken was ogenblikkelijk verdwenen... Behoedzaam liepen Jurrien en Sjoerd door de Guldenstraat naar de Grote Markt. Tegenover Burmann hielden zij halt en stelden vast dat het Goudkantoor onbeschadigd was.
Direct daarna begon de Noordzijde van de Grote Markt in vuur en vlam te geraken en de mannen zagen hoe de brand in het pand van Burmann zich van boven naar beneden uitbreidde. Door de hitte spatte de grote etalageruit eruit. Direct daarna brandde het ernaast gelegen landwachthuis af, dat zetelde in de gevorderde winkel van modehuis Feldbrugge.
Over de Grote Markt hing een dichte rook. Uiteindelijk kwamen Jurrien en Sjoerd niet aan spuiten toe. Er was geen waterdruk. Daarnaast bestond het gevaar te worden geraakt door verdwaalde kogels. Achter de mannen stonden Canadese militairen vanuit de portieken richting de Martinitoren te vuren en van daaruit werd natuurlijk teruggeschoten.
Een op de Grote Markt aanwezige Groninger brandweerman gelastte de twee Rodenaren brandslangen op te rollen. Jurrien en Sjoerd maakten de man duidelijk dat zij waren gekomen om te blussen en niet om slangen op te ruimen. Zij zouden zich dan ook te veel moeten blootgeven. Gezien de levensgevaarlijke situatie hielden zij zich zo gedekt mogelijk.
Op een gegeven moment vond Jurrien de Vries het welletjes en sprak letterlijk tot Sjoerd: “kom, onze tijd is gekomen, wegwezen hier”. Beiden slopen door de Guldenstraat terug en kwamen wonder boven wonder ongedeerd uit de chaos.
Via de Oosterstraat bereikten Harm Fonk, Marten Zwaanstra en een Groninger brandweerman de Grote Markt. Enkele ogenblikken later waren zij getuige van het instorten van een grote brandende gevel op de hoek Grote Markt/Poelestraat. De drie mannen hielden het onmiddellijk voor gezien en vluchtten weg.
Jan Karsijns kwam uiteindelijk niet verder dan het Zuiderdiep. Op zijn voorwaarde slechts onder de leiding van een brandweercommandant mee te willen gaan naar de Grote Markt werd afwijzend gereageerd. Zonder te hebben geblust maar een gevaarlijke ervaring rijker keerden de mannen op maandag 16 april heelhuids in Roden terug.