Flexwerkersregeling bijna gereed
11.Jun.2020
Flexwerkers die als gevolg van de coronacrisis een substantieel inkomensverlies hebben geleden, kunnen naar verwachting vanaf 22 juni bij UWV een aanvraag doen voor de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). De komende week werkt UWV hard aan het inrichten en testen van het aanvraag- en uitkeringsproces. De voorwaarden voor de regeling zijn vandaag al gepubliceerd.
De voorwaarden voor de regeling zijn vandaag al gepubliceerd.
De TOFA is bedoeld als vangnet voor mensen die vanwege de coronacrisis een forse terugval hebben in hun inkomen, geen aanspraak kunnen maken op WW, bijstand, of een andere socialezekerheidsregeling, en een tegemoetkoming nodig hebben als bijdrage in de kosten van hun levensonderhoud. De Tweede Kamer verzocht om een oplossing voor deze groep.
Wie in februari meer dan 400 euro aan bruto-inkomsten (drempelbedrag) had en in april meer dan in de helft daarvan is verloren, komt in aanmerking voor een vaststaand eenmalige bruto tegemoetkoming van 550 euro per maand voor de maanden maart, april en mei. De aanvrager mag in deze periode geen uitkering hebben ontvangen. Zowel het drempelbedrag als het tegemoetkomingsbedrag zijn op verzoek van de Tweede Kamer lager dan in het oorspronkelijke kabinetsvoorstel. Hiermee wordt de groep mensen die aanspraak maakt op de regeling verruimd en komen er onder andere meer studenten voor in aanmerking.
Noodpakket
Het kabinet wil tijdens de coronacrisis banen en inkomens van mensen beschermen. Daarom is een economisch noodpakket ingesteld. Desondanks verliezen mensen in deze crisis hun werk. Een groot deel van hen – waaronder een meerderheid van de ontslagen flexwerkers – valt terug op een goed vangnet van de sociale zekerheid. Voor een onbekend aantal flexwerkers biedt dit echter geen oplossing.
Door bijvoorbeeld de referte-eis in de werkloosheidswet (WW) en de vermogens- en partnertoets in de bijstand is er een groep werknemers van wie weliswaar de inkomsten wegvallen, maar die geen recht heeft op een uitkering. Het gaat daarbij vooral om flexwerkers – met name oproepkrachten en uitzendkrachten – die, door hun flexibele arbeidscontract, minder beschermd zijn dan werknemers met een vast contract.
Flexwerkers
In Nederland werkten in 2019 ruim 800.000 flexwerkers. 545.000 van hen werkten als oproep- of invalkracht en 266.000 als uitzendkracht. De meeste flexwerkers (57%) hebben na ontslag recht op WW. Van de overige 43% procent zal ook een groot deel recht hebben op WW, bijvoorbeeld omdat zij meer dan zes maanden onafgebroken werken bij dezelfde werkgever, of daarvoor bij een andere werkgever hebben gewerkt.
Naar schatting komt maximaal één derde van de werknemers met een oproep- of uitzendcontract niet in aanmerking voor WW. Meer dan de helft (53%) daarvan zijn thuiswonende kinderen. Negen procent is student. Van de overige 38% heeft ongeveer een derde een huishoudinkomen van meer dan twee keer modaal. Foto Pexels
De voorwaarden voor de regeling zijn vandaag al gepubliceerd.
De TOFA is bedoeld als vangnet voor mensen die vanwege de coronacrisis een forse terugval hebben in hun inkomen, geen aanspraak kunnen maken op WW, bijstand, of een andere socialezekerheidsregeling, en een tegemoetkoming nodig hebben als bijdrage in de kosten van hun levensonderhoud. De Tweede Kamer verzocht om een oplossing voor deze groep.
Wie in februari meer dan 400 euro aan bruto-inkomsten (drempelbedrag) had en in april meer dan in de helft daarvan is verloren, komt in aanmerking voor een vaststaand eenmalige bruto tegemoetkoming van 550 euro per maand voor de maanden maart, april en mei. De aanvrager mag in deze periode geen uitkering hebben ontvangen. Zowel het drempelbedrag als het tegemoetkomingsbedrag zijn op verzoek van de Tweede Kamer lager dan in het oorspronkelijke kabinetsvoorstel. Hiermee wordt de groep mensen die aanspraak maakt op de regeling verruimd en komen er onder andere meer studenten voor in aanmerking.
Noodpakket
Het kabinet wil tijdens de coronacrisis banen en inkomens van mensen beschermen. Daarom is een economisch noodpakket ingesteld. Desondanks verliezen mensen in deze crisis hun werk. Een groot deel van hen – waaronder een meerderheid van de ontslagen flexwerkers – valt terug op een goed vangnet van de sociale zekerheid. Voor een onbekend aantal flexwerkers biedt dit echter geen oplossing.
Door bijvoorbeeld de referte-eis in de werkloosheidswet (WW) en de vermogens- en partnertoets in de bijstand is er een groep werknemers van wie weliswaar de inkomsten wegvallen, maar die geen recht heeft op een uitkering. Het gaat daarbij vooral om flexwerkers – met name oproepkrachten en uitzendkrachten – die, door hun flexibele arbeidscontract, minder beschermd zijn dan werknemers met een vast contract.
Flexwerkers
In Nederland werkten in 2019 ruim 800.000 flexwerkers. 545.000 van hen werkten als oproep- of invalkracht en 266.000 als uitzendkracht. De meeste flexwerkers (57%) hebben na ontslag recht op WW. Van de overige 43% procent zal ook een groot deel recht hebben op WW, bijvoorbeeld omdat zij meer dan zes maanden onafgebroken werken bij dezelfde werkgever, of daarvoor bij een andere werkgever hebben gewerkt.
Naar schatting komt maximaal één derde van de werknemers met een oproep- of uitzendcontract niet in aanmerking voor WW. Meer dan de helft (53%) daarvan zijn thuiswonende kinderen. Negen procent is student. Van de overige 38% heeft ongeveer een derde een huishoudinkomen van meer dan twee keer modaal. Foto Pexels