Uit de Geschiedenis van Roden: Van butler naar boer in Sandebuur.
15.Jul.2020
Uit de Geschiedenis van Roden: Van butler naar boer in Sandebuur.

 

Eerste verhaal in een reeks van vier.
Door: Tjerk Karsijns.

 

In het slaperige bij Ten Boer gelegen gehuchtje Wittewierum zag Kornelis Kuipers op 4 mei 1873 het levenslicht. Hij was de vierde zoon in een welgesteld boerengezin. Evenals juwelier Tjaart Hofman uit Roden was Kornelis een dorpsgenoot van Hendrik Bolhuis, een van de koks op de “Titanic”, die op zijn
eerste reis in april 1912 tegen een ijsberg voer en zonk. Samen met honderden passagiers verdween Hendrik in de golven.

 

In de tachtiger jaren van de negentiende eeuw kwam Kornelis’ vader Jakobus Kuipers in grote moeilijkheden vanwege de invoer van goedkoop Amerikaans graan. Waarschijnlijk door de spanningen, zo gaat het verhaal, stierf Jakobus al op 56-jarige leeftijd, in januari 1883. Samen met haar vijf kinderen trok zijn weduwe Jantje Doornbos in bij haar familie in Garsthuizen.

 

Opeens geheel afhankelijk van anderen ging de trotse boerin een ongewisse tijd tegemoet. Ook zij overleed jong, in 1885, nog maar 42 jaar oud. Op zijn twaalfde was Kornelis wees. Hij kreeg onderdak bij verschillende familieleden, die hem als “manusje van alles” uitbesteedden bij boeren in de omgeving.
Vanwege zijn tengere gestalte viel het werk hem zwaar.
Door dat frêle postuur werd, toen hij 18 jaar oud was, Kornelis afgekeurd voor militaire dienst. Hij was te klein. Een jaar later kwam hij wel door de keuring. Omdat hij zo netjes, eerlijk en betrouwbaar was, werd hij oppasser bij de kapitein, bij wie hij het gemakkelijk had. Nooit hoefde hij mee te doen aan zware oefeningen. ”Maar pas op dat de majoor je niet ziet”, werd een veel geuite waarschuwing van de kapitein.

 

Op diens voorspraak kwam de 20-jarige Kornelis in 1893 als butler in dienst bij jonkheer Willem Alberda Van Ekenstein, op diens landgoed “Ekenstein” in Tjamsweer. De jonkheer was onder andere kamerheer en sleuteldrager bij Koning Willem de Derde. Tijdens de wintermaanden woonde de familie Alberda in de stad Groningen en ’s zomers op haar buitenverblijf. Kornelis’ taken als butler waren divers. Hij bestierde het huishouden, deed allerlei klusjes en kondigde bij grote galadiners de gasten aan, die werden ontvangen in de fraaie jachtkamer van het buiten.

 

In 1902 trouwde Kornelis met Gerritje Broersma, het meisje dat hij al vanaf de lagere school kende. Zij was tot haar trouwen keukenmeisje bij de uitgeversfamilie Noordhoff in Groningen. Het huwelijk had consequenties. De Jonkheer wilde niet een getrouwde bediende en Kornelis was butler af. Hij huurde van zijn werkgever een oud boerderijtje achter Ekenstein, gelegen in het Schathoes en werd boer. De fijngebouwde Kornelis, die een leven was gewend zonder intensieve fysieke inspanning, had moeite met het zware boerenwerk.

 

In 1923 veranderde de situatie ingrijpend. De Jonkheer overleed en Ekenstein werd te huur aangeboden. Kornelis was de hoogste inschrijver voor het boerderijtje en het gezin, inmiddels uitgebreid met zoon Auke Berend en twee dochters, Jantje Martha en Trijntje Jacoba, bleef er tot mei 1927 wonen.

 

In december 1926 huurde Kornelis in Sandebuur van de weduwe van Willem Frederik Van Zanten een boerderij met 10 hectare land, voorheen gerund door Hindrik Noord en zijn vrouw Hinderkien van Zanten.

 

Op 1 mei 1932 vertrok het echtpaar Kuipers naar een boerderij in Peize, aan de weg naar Groningen. Na 1937 verhuisden zij opnieuw, naar een boerenplaats aan de Roder kant van het dorp. De Boerenleenbank had in die boerderij een kantoortje, wat niet lang na de komst van het gezin Kuipers werd gesloten.

 

Kornelis en zijn vrouw noemden nadien de kleine ruimte, met een loket naar buiten, “het kantoortje”. In dezelfde boerderij woonde ook Harmtien Lunsche, de weduwe van Hendrik Tijmes, een vroegere burgemeester van Peize. Gerritje was ziekelijk. Zij overleed in augustus 1944.

 

Kornelis bleef vooralsnog in de boerderij wonen. Niet veel later verhuisde hij naar De Pol. In 1950 vertrok hij naar Roden en kwam als kostganger inwonen bij de al op gevorderde leeftijd zijnde weduwe van klompenmaker Pieter Vogelzang, Berendina Heidema. Bij haar had Kornelis het goed.

 

Vanwege zijn afnemende gezondheid vertrok hij naar Almelo, waar hij werd opgenomen in het gezin van zijn zoon Auke Berend en Foktje Reijnders.

 

Kornelis stierf in december 1957 en werd begraven in Peize, naast echtgenote Gerritje.