Uit de Geschiedenis van Roden: De eerste nortonput in ons dorp.
16.Dec.2020
Uit: Van Brandemmer tot Motorspuit, van Wim Fonk en Tjerk Karsijns.

 

Roden kende ooit een nijpend tekort aan bluswater. De twee brandkuilen, ter hoogte van de huidige Albert Heijn en de ingang naar het Zuidenveld, leverden onvoldoende water of stonden droog. In de zomer van 1901 vroeg het gemeentebestuur architect Hillebrands de mogelijkheid te onderzoeken of er via bui­zen water vanaf de ha­ven­/­Rodervaart (nu kam­peerhal) naar de kom van het dorp kon wor­den ge­voerd.

 

Tus­sen de wa­terstand in de haven en de grond­­­­­­slag voor het huis van No­­taris Eb­bin­ge Wub­ben (nu Speel­goed­muse­um) bleek ech­­ter een enorm hoog­te­ver­schil te be­staan. Om water van­af de ha­ven naar het dorp te laten stromen moes­ten de bui­zen op ongeveer 7,50 me­ter diep­­­te worden ge­legd. In die tijd een onmogelijke opgave.

 

Hil­­le­brands voer­de ook me­tin­gen uit naar andere pun­­­ten: Ter hoog­­­­­­­­­te van de be­hui­zing van Geer­­­­­­­­­­­sing (parkeerplaats tegenover de huidige Pomp­stee), groen­tetuin van Al­­berts, te­gen­o­ver de be­­­­hui­zing van O. Winter (ter­­ hoog­te Hee­­re­straat/Nieu­we­weg), de School­­­­­­­­­­­brink (bij de ou­de school) en bij de boerderij van T. Holthuis, Ju­­­lia­na­­plein (nu Al­bert He­ijn). Al­leen al tus­sen de pun­­ten Geersing en No­taris was het hoog­­­te­ver­schil 50 cen­ti­me­ter.

 

Toen bleek dat het plan ha­ven/dorp niet haalbaar was, onderzocht Hillebrands of van­af de Oude Vaart (bij de sport­­­­­­vel­den van V.V. Ro­­­­­­­­­­­­­­­den) een buisleiding naar de Brink kon worden gelegd. Hier bleek een diep­te van een meter vol­doen­de om wa­­­­ter zonder te pompen naar het cen­trum van het dorp te la­ten vloeien. Maar, een voorwaarde was een bepaald water­peil in de vaart.

 

De architect maak­­­­­­­­te ook nog be­rekeningen om­­­­trent de kubieke me­ters grond die zou­den moe­­­­­­­ten wor­­den ver­­­­­­gra­ven. Hij kwam op een totaal van 1942,20 waarvoor ƒ.0,10 ­per kuub werd be­groot. Af­­­­­­­­han­­­­ke­­lijk van de door­snede van de ij­­­­­zeraard ­bui­zen, 15 of 25 cm., kwam de to­­­­­tale kost­­­prijs op ƒ.1500,- tot ƒ.2500,-.

 

Er moest dus naar al­­ter­na­­tie­­ven worden gezocht. Nu was in die dagen de nortonput in opkomst. Burgemeester Van Wageningen wist dat Borger al zo’n put had laten slaan en er zelfs de brandspuit op aansloot.

 

Samen met enkele wethouders reisde hij af naar Borger om de put, ge­le­verd door de firma Hait­jema te De­­dems­vaart, te be­­kij­ken. Men kreeg een de­mon­­­­­stra­­tie, waar­bij het wer­ken met de handbrand­spuit uit­­­­­voerig aan de or­­de kwam.

 

B en W kwa­men uit­ein­delijk tot de con­­clusie dat een nortonput het eni­ge al­ter­na­tief was om bij brand over voldoende bluswater te kunnen beschikken. Be­slo­ten werd een nor­ton­put te laten slaan in de kom van het dorp, op de Brink. De ge­meente nam zich voor het jaar daarop nog twee put­ten te laten maken.

 

Voor het slaan van de put werd de firma Haitjema bena­derd, die ook de put van Borger had ge­­­­maakt. Naar aan­lei­ding van haar aan­­­­­bie­ding stuurde de ge­meente Ro­den de firma de volgen­de brief: ‘Bij dezen heb­ben wij de eer U me­de te dee­len, dat door den raad de­zer ge­meen­te is be­­­slo­ten, zoo mo­gelijk nog dit jaar een brand­put te ma­ken in het dorp Ro­den. Gaar­­ne zul­len wij daar­­om als­nog van U verne­men wan­­neer U op zijn vroegst daarme­de een aan­­vang kunt ma­­ken en dit werk uit te voeren over­­­een­­kom­­stig uwe aanbieding’.

 

Eind ja­nuari 1902 werd de nor­­ton­­put in Roden opgeleverd. Hij werd geboord tot een diepte van 45 meter, kon duizenden liters water leveren en kost­te ƒ.765,40.

 

Foto’s uit het archief van Kor A Hagenouw.