Uit de Geschiedenis van Roden: Klonie keerls
15.Mar.2021
Door: Tjerk Karsijns.
Schuin achter het gemeentehuis in Roden stond van 1905 tot 1936 een berging waarin, buiten materialen en twee brandspuiten, twee cellen voor arrestanten waren afgetimmerd. Iemand die bijvoorbeeld beschonken door het dorp zwalkte, een in Roden niet onbekend fenomeen, werd ter ontnuchtering tijdelijk geparkeerd in het brandspuitenhuisje.
Bij tijd en wijle bivakkeerden er ook “Klonie keerls”. Zo werden mensen genoemd van diverse pluimage, vastgezet in de Rijkswerkinrichting Veenhuizen voor doorgaans niet al te zware vergrijpen. Zij namen nogal eens de benen en doken zo nu en dan op in onze contreien.
Toen de veldwachter weer eens een Klonie keerl had opgepakt en hem veilig had opgeborgen in een van de cellen, draaide hij tevreden de deur op slot om en dacht: “Ziezo, morgen zien we wel weer”.
Midden in de nacht echter werd de conciërge van het gemeentehuis, die in de woning aan de achterzijde van het gemeentehuis woonde en aan wiens zorg de gevangene was toevertrouwd, wakker door gebonk en gestamp. Ondanks het nachtelijke uur en zijn veilige schuilplaats achter de brede rug van zijn geliefde eega, sprong de bode ijlings uit de echtelijke sponde. Op blote voeten, in zijn ‘jaeger gevechtstenue’ holde hij naar de cellen.
De Klonie keerl bleek zijn brits te hebben gesloopt en probeerde met de planken van zijn slaapstede een gat in de muur van de cel te slaan. Vlug waarschuwde de conciërge de veldwachter en samen overmeesterden zij de onverlaat, die in de boeien werd geslagen en opnieuw opgesloten, maar nu in de andere cel.
De volgende morgen werd er vervoer geregeld met de plaatselijke meelhandelaar Tjerk Scheepstra, die schuin tegenover het gemeentehuis woonde. De Klonie keerl werd, gezeten tussen de zakken meel en begeleid door twee veldwachters, met paard-en wagen naar het dorpje Een gebracht, waarna de tocht naar Veenhuizen te voet moest worden afgelegd.
Enkele jaren nadien zwierven in Foxwolde in de avond ook eens twee ontvluchte gevangenen uit Veenhuizen rond.
De Roder gemeente- en rijksveldwachter werden ingeseind en wisten de mannen midden in de nacht tussen Peize en Groningen te arresteren. Ze werden naar Roden gebracht en met een auto van garage Karsijns en Van der Wiel naar Veenhuizen vervoerd.
De tijd stond niet stil. De auto had in het onderhavige geval de plaats ingenomen van paard-en-wagen.
Bode/conciërge Johannes Van der Wiel en echtgenote Martje Korf. Erachter het brandspuitenhuisje met daarin twee cellen voor arrestanten. Foto: archief Tj. Karsijns.
Schuin achter het gemeentehuis in Roden stond van 1905 tot 1936 een berging waarin, buiten materialen en twee brandspuiten, twee cellen voor arrestanten waren afgetimmerd. Iemand die bijvoorbeeld beschonken door het dorp zwalkte, een in Roden niet onbekend fenomeen, werd ter ontnuchtering tijdelijk geparkeerd in het brandspuitenhuisje.
Bij tijd en wijle bivakkeerden er ook “Klonie keerls”. Zo werden mensen genoemd van diverse pluimage, vastgezet in de Rijkswerkinrichting Veenhuizen voor doorgaans niet al te zware vergrijpen. Zij namen nogal eens de benen en doken zo nu en dan op in onze contreien.
Toen de veldwachter weer eens een Klonie keerl had opgepakt en hem veilig had opgeborgen in een van de cellen, draaide hij tevreden de deur op slot om en dacht: “Ziezo, morgen zien we wel weer”.
Midden in de nacht echter werd de conciërge van het gemeentehuis, die in de woning aan de achterzijde van het gemeentehuis woonde en aan wiens zorg de gevangene was toevertrouwd, wakker door gebonk en gestamp. Ondanks het nachtelijke uur en zijn veilige schuilplaats achter de brede rug van zijn geliefde eega, sprong de bode ijlings uit de echtelijke sponde. Op blote voeten, in zijn ‘jaeger gevechtstenue’ holde hij naar de cellen.
De Klonie keerl bleek zijn brits te hebben gesloopt en probeerde met de planken van zijn slaapstede een gat in de muur van de cel te slaan. Vlug waarschuwde de conciërge de veldwachter en samen overmeesterden zij de onverlaat, die in de boeien werd geslagen en opnieuw opgesloten, maar nu in de andere cel.
De volgende morgen werd er vervoer geregeld met de plaatselijke meelhandelaar Tjerk Scheepstra, die schuin tegenover het gemeentehuis woonde. De Klonie keerl werd, gezeten tussen de zakken meel en begeleid door twee veldwachters, met paard-en wagen naar het dorpje Een gebracht, waarna de tocht naar Veenhuizen te voet moest worden afgelegd.
Enkele jaren nadien zwierven in Foxwolde in de avond ook eens twee ontvluchte gevangenen uit Veenhuizen rond.
De Roder gemeente- en rijksveldwachter werden ingeseind en wisten de mannen midden in de nacht tussen Peize en Groningen te arresteren. Ze werden naar Roden gebracht en met een auto van garage Karsijns en Van der Wiel naar Veenhuizen vervoerd.
De tijd stond niet stil. De auto had in het onderhavige geval de plaats ingenomen van paard-en-wagen.
Bode/conciërge Johannes Van der Wiel en echtgenote Martje Korf. Erachter het brandspuitenhuisje met daarin twee cellen voor arrestanten. Foto: archief Tj. Karsijns.