Uit de Geschiedenis van Roden: Een voorzichtig begin.
15.Aug.2021
Uit de Geschiedenis van Roden: Een voorzichtig begin.

Door: Wim Fonk en Tjerk Karsijns.

 

Na de invoering van de gemeentewet van Thorbecke, in 1851, werd de bur­ge­meester ver­ant­woor­­­­delijk voor orde en veiligheid in zijn dorp. Daaronder viel ook de brandbestrijding. Burgemeester en wethouders kregen de zorg voor de blusmiddelen, terwijl eerstgenoemde het opperbevel kreeg over de brandweer en daarmee de eerstverantwoordelijke werd. Vanaf die tijd werd er ook een jaarverslag gemaakt omtrent het wel en wee in de ge­­meente.

 

Het verslag van Ro­den over 1851 vermeldt: ‘In 1851 is de ge­meente van brand ver­schoond geble­ven. De brandblusch­midde­len, zijn­­­­­de eni­ge brand­ha­ken en een kleine brand­spuit, zijn in een be­hoor­lij­ke toes­tand’.

 

In het voorjaar van 1878 kon een beginnend brandje in het ge­meentehuis, dat toen nog was ge­huis­­­vest in een kamer van logement ‘Het Gemeen­te­huis’ (thans ho­tel-res­­­taurant ‘Het Wa­pen van Dren­­the’), met succes worden bestreden. De schade bleef beperkt tot ƒ.20, -. Het ge­­­meentebestuur was ken­ne­lijk nogal geschrokken van het gebeuren, want in mei 1878 werd van de fir­ma C. van Vlis­­singen en P. Han­rath in Am­­ster­­­­dam voor ƒ.119, - een brand­blus­­­ser met toe­­be­ho­ren gekocht.

 

Het was een door de Spanjaard Raman Banolas uitgevonden vuurdoder (brandblusser) “Matafuegos”, de zo­genaamde ‘extincteur Matafu­e­­gas, sys­­­teem Banolas’ no.2 van ijzer. Een beginnen­de brand kon ermee wor­den geblust.

 

In Roden bracht de verwoestende brand die in april 1881 een deel van Steenbergen in de as legde de nodige onrust teweeg. De schrik zat er goed in. Tijdens een raadsvergadering vroeg raadslid Ebbinge Wubben zich af of er in de gemeente een verordening bestond ten aanzien van brandpreventie en het blussen van brand. De burgemeester ver­telde dat de laat­ste verorde­ning van 1868 was en hij het ook zeer wen­se­lijk acht­te deze te herzien. Actie werd trouwens niet ondernomen. Pas in 1889 zag een nieuwe verordening het licht.

 

Van de firma Mijnssen en Co in Amsterdam, die in 1880 het agentschap van het failliete Van Vlissingen en Hanrath had overgenomen, kocht de gemeente via tussenpersoon W. Marlink te Assen in de zomer van 1881 nog 5 la­dingen No. 2 voor de extincteur Banolas. De kos­­­­­­­­­­­ten bedroe­gen ƒ.28,25. Ro­den maakte in datzelfde jaar een verslag omtrent de brandblusmid­de­len en branden die een opmerking verdienden.

 

In 1925 stuurde de firma Spanjaard en Co te Utrecht Roden een prijsopgave voor een brand­blus­­­­­­­­­­­­­­­apparaat, een zogenaamde ‘Snelblusser Hollandia 5’. Tijdens de raadsvergadering van 2 maart werd besloten een dergelijk blusapparaat aan te schaffen ten behoeve van het gemeen­te­huis, ten­­­­­­­­­­­­­­ein­de te voldoen aan artikel 7 van het K. B. van 30 december 1924.

 

In de jaren daarna werden ten aanzien van het voorkomen en bestrijden van brand grotere stappen gemaakt.