Uit de Geschiedenis van Roden: Een verdacht sterfgeval.
15.Sep.2021
Uit de Geschiedenis van Roden: Een verdacht sterfgeval.

Door: Tjerk Karsijns. Samenvatting van een omvangrijk verhaal.

 

Zij verhuisde nogal eens, het Rodense meisje dat daar rond de jaren 1850/60 werd geboren. In verschillende dorpen in Groningen verdiende haar vader de kost. Uiteindelijk kwam het gezin terug naar Roden. Het meisje, onderhand halfvolwassen, kwam niet mee. Zij was al in betrekking. Nadien keerde ook zij terug en werd dienstmeid bij een landbouwer in Roden.

 

Enkele jaren nadien trouwde de jonge vrouw. Haar man werkte bij een boer in Roden. Ruim een week na het voltrekken van het huwelijk werd hun dochtertje geboren. Wonderlijk genoeg was de vader afwezig. Het kind­je stierf dezelfde dag onder ver­­­dachte omstandigheden. Een onderzoek volgde, waarna de vrouw werd aange­klaagd.

 

Zowel de geboorte als het overlijden van het kind werden in Roden aangegeven door een vroedvrouw, met als getuige de schrijver van het gemeentehuis. Beiden verklaarden bekenden te zijn van de moeder. Opnieuw opmerkelijk was dat het kindje werd aangegeven als zijnde levenloos geboren. Een en ander strookte niet met het onderzoek, dat had uitgewezen dat het meisje had geleefd.

 

Baarde de moeder de baby zonder hulp? Wat was dan de rol van de vroedvrouw? In ieder geval was er na de bevalling iets gruwelijk misgegaan. Was de jonge moeder wellicht ver­ward? Was de vader naar zijn werk gegaan, niet wetende dat de geboorte aanstaande was? Vragen te over dus.

 

Het Gerechtshof in Leeuwarden boog zich over de zaak. In het belang der zedelijkheid bepaalde zij dat de ver­­dere behandeling bij gesloten deuren plaats zou hebben. Drie genees­kun­di­gen, twee doktoren en een vroedvrouw werden als deskundige gehoord. De verdachte had geen verdediger en was niet in hech­­tenis.

 

De advocaat-generaal vorderde een cel­straf van 8 maanden en een geldboete van fl. 8,-. Het Hof in Leeuwarden achtte de moeder schuldig aan on­wil­li­ge doodslag door onvoor­zich­tigheid en veroordeelde haar tot acht maanden cel­straf en een boete van fl.25,- subsidiair één dag celstraf met vrijspraak van het meerdere haar ten laste gelegd.

 

De moeder werd overgebracht naar de gevangenis op het bolwerk Wol­venburg, bij de Wittevrouwenpoort in Utrecht. Haar man vertrok uit Roden. En alweer iets opmerkelijks, na enkele maanden beviel de vrouw in de gevangenis van een tweeling, die slechts enkele dagen leefde. Zowel geboorte als overlijden werden aangegeven door de directeur van de gevangenis, met twee van zijn personeelsleden als getuigen.

 

Het regime in de gevangenis was streng. Gedetineerden werden een halfuur per dag gelucht. Voor de rest van de dag za­ten zij in hun cel, waar hij of zij arbeid moest ver­richten. Onderling contact tussen de gevangenen was streng verboden en zij mocht­en niet spreken. Het personeel sprak hen aan met hun num­mer. Om te verhinderen dat de gedetineerden elkaar konden zien, kregen ze bij de overbrenging naar de luchtkooi kappen over het hoofd.

 

De gevolgen van de eenzame opsluiting waren desastreus. Mentale af­wij­kin­gen en krankzinnigheid waren dikwijls het gevolg. Ook de Rodense kwam niet ongeschonden uit haar gevangenisperiode. Het verlies van haar tweeling was wellicht de druppel.

 

Na terugkomst uit Utrecht vertrok de moeder naar Leek. Daar werd nog weer een kindje geboren. Opmerkelijk was dat een vroedvrouw het kindje aangaf. Zij verklaarde bij de be­val­ling aanwezig te zijn geweest. In de akte werd vermeld dat de moeder in Leek woonde en de vader elders. Hij was verhinderd het kind aan te geven.

 

Het huwelijk strandde uiteindelijk. Er was te veel gebeurd en de echtscheiding werd uitgesproken. Beiden hertrouwden.