Het aantal inwoners van de gemeente dat een beroep doet op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is in de afgelopen jaren flink gestegen. De stijging lijkt een gevolg van de invoering van het abonnementstarief voor Wmo-ondersteuning. Het effect hiervan is vooral bij huishoudelijke hulp te zien. Soms doen inwoners die in staat zijn zelf hulp bij het huishouden te regelen nu een beroep op hulp vanuit de Wmo. Er ontstaan lange wachttijden.
Het aantal Wmo-cliënten in Noordenveld dat huishoudelijke hulp afneemt, steeg van 773 in 2018 naar 1.054 in 2021. Inwoners hebben voor hulp bij het huishouden de keuze uit hulp via een particuliere thuiszorginstelling (die de inwoner zelf betaalt) en hulp bij het huishouden vanuit de Wmo. Tot 2019 betaalden inwoners voor ondersteuning vanuit de Wmo een eigen bijdrage. Op 1 januari 2019 voerde de landelijke overheid het abonnementstarief in. Dat betekent dat iedereen die gebruikmaakt van hulp vanuit de Wmo een vast bedrag per maand betaalt. Landelijk gezien leidde dat tot een toename van het aantal Wmo-aanvragen, vooral ook door mensen met een hoger inkomen.
Lange wachttijden
Ook in de gemeente Noordenveld nam de hoeveelheid aanvragen voor hulp bij het huishouden vanuit de Wmo aanzienlijk toe. “Inwoners die in staat zijn zelf hulp bij het huishouden te regelen doen nu een beroep op hulp vanuit de Wmo, terwijl de Wmo bedoeld is voor inwoners die niet op eigen kracht ondersteuning kunnen regelen”, legt wethouder Kirsten Ipema uit. Die ontwikkeling baart haar zorgen: “Door de enorme toename nemen de wachttijden toe en is het moeilijker om ondersteuning te regelen voor inwoners die daar niet zelf toe in staat zijn.”
Zorgplicht
Sinds een wijziging in de Wmo in 2015 heeft de gemeente een zorgplicht ten opzichte van inwoners die niet op eigen kracht in hun hulpvraag kunnen voorzien. De gemeente kan hen helpen om zelfstandig te blijven wonen, onder meer door het bieden van huishoudelijke hulp. “We hopen dat inwoners voortaan eerst kijken wat ze nog op eigen kracht of met hulp uit hun omgeving kunnen doen, voordat ze een beroep doen op de Wmo”, gaat Ipema verder. “Op die manier kunnen we ook in de toekomst ondersteuning blijven bieden aan inwoners die echt hulp nodig hebben en voor wie de Wmo bedoeld is.”