Dit hebben Drenten over voor een hoger salaris
20.Jul.2022

Dit hebben Drenten over voor een hoger salaris 


 

Krapte op de arbeidsmarkt: dat betekent een betere positie voor werknemers, bijvoorbeeld om een hoger salaris te krijgen. Om meer te verdienen, zijn Drenten vooral bereid te onderhandelen (27%). Dit en meer blijkt uit onderzoek onder bijna 1.500 Nederlanders, uitgevoerd door Nationale Vacaturebank in samenwerking met Panel Inzicht. 

 

Relatief veel Drenten willen extra werken
Drenten zijn, ten opzichte van andere Nederlanders, relatief vaak bereid om extra uren te werken als ze hierdoor meer gaan verdienen. 21,6% van de werknemers uit Drenthe geeft aan vrije tijd in te willen leveren voor extra salaris, terwijl het landelijk gemiddelde op 16,3% ligt. Alleen Limburgers zijn vaker bereid om meer naar kantoor te gaan als hier een hoger loon tegenover staat (29,8%).

 

Voor een hoger salaris zijn Drenten vooral bereid tot: 

 


  1. Onderhandelen over salaris (27%)

  2. Veranderen van werkgever (25,8%)

  3. Meer uren werken (21,6%)

  4. Voor zichzelf beginnen (15,9%)

  5. Een opleiding volgen (13,5%)


 

Flexibiliteit voor Drenten belangrijk
Hoewel Drenten relatief vaak meer uren willen werken, ligt inleveren op hun flexibiliteit een stuk gevoeliger. Slechts 4,5% is bereid om minder flexibel te zijn in werktijden, tegenover 8,6% van het landelijk gemiddelde. 

Ook thuiswerkdagen vinden Drenten belangrijk: slechts 6,7% is bereid om thuiswerkdagen in te leveren voor een hoger salaris. Bijna een derde (30,7%) is helemaal niet bereid om iets te doen voor een hoger salaris. 

 

Huizenprijzen relatief vaak reden om van baan te wisselen
De huidige hoge huizenprijzen lijken van invloed op de arbeidsmarkt. Voor 28,9% van de Drenten is de krappe huizenmarkt namelijk een reden om van baan te wisselen. Dit ligt hoger dan het landelijke gemiddelde van 27,7%.

Vooral onder Nederlandse jongeren is dit percentage hoog: 37,8% van de 18- tot 34-jarigen geeft aan dat de huizenprijzen invloed hebben op hun keuze een andere baan te zoeken, tegenover 20,3% van de 50- tot 64-jarigen.